De geschiedenis van Istanbul is relatief jong als we ze vergelijken met die van andere steden in het Middellandse Zeegebied. De stad werd in de 7de eeuw voor Christus gesticht door Griekse kolonisten uit Megara. Hun leider was Byzas, vandaar de oorspronkelijke naam Byzantium. Volgens de legende kreeg Byzas van het Orakel van Delphi de opdracht een stad te stichten ‘tegenover de stad der blinden’. Men denkt dat het hier ging om de stad Chalcedon aan de andere kant van de Bosporus, waarvan de inwoners blind moeten zijn geweest om niet de voordelen van de strategische ligging van hun stad te zien.
Byzantium was een goed verdedigbare stad die aan drie kanten door water was omgeven. Dit vormde echter geen probleem voor de Perzen die aan het begin van de 6de eeuw v.C. de stad belegerden. Tweehonderd jaar later gebeurde dit nog eens door Philips van Macedonië, de vader van Alexander de Grote, en in de 2de eeuw n.C. werd de stad verwoest door de Romeinse keizer Septimus Severus. Die laatste herstelde de stadsmuren en bouwde het Hippodroom waarvan de buitenmuren nog steeds naast de Blauwe Moskee te zien zijn.
Gedurende het klassieke tijdperk was Byzantium van strategisch belang bij de bewaking van de toegang tot de Bosporus en de handelsroute naar de koloniën aan de Zwarte Zee. De stad heeft echter nooit een leidende rol gespeeld en heeft zich altijd ondergeschikt moeten opstellen ten opzichte van andere machtige steden.
Dit alles veranderde in de 4de eeuw toen het Romeinse Rijk geteisterd werd door burgeroorlogenen op haar verval afstevende. Daarom besloot Keizer Constantijn om zijn regeringszetel te verhuizen naar Byzantium. Hij overwoog zijn nieuwe hoofdstad Nieuw Rome te noemen, maar koos uiteindelijk zeer bescheiden voor Constantinopel.
Het Romeinse Rijk splitste zich in tweeën, en zo werd Constantinopel de hoofdstad van het Oost-Romeinse Rijk. Na de val van Rome werd Constantinopel de hoofdstad van het gehele afbrokkelende Romeinse Rijk. Tijdens de Middeleeuwen bleef dit oostelijke rijk een buitenpost van de Romeinse beschaving, maar het na verloop van tijd werd het Grieks georiënteerd en geraakte het beter bekend als het Byzantijnse Rijk. Ook dit rijk geraakte in verval, voornamelijk door politieke intriges en samenzweringen.
In 1453 nam uiteindelijk sultan Mehmet II Constantinopel in, waardoor het Byzantijnse Rijk ophield te bestaan. De stad werd gekozen als hoofdstad van het Ottomaanse Rijk, dat zich op zijn hoogtepunt uitstrekte van Wenen tot het uiterste puntje van het Arabisch schiereiland. De stad werd door de Turken nog steeds Konstantinyye genoemd, maar de naam Istanbul werd steeds vaker gebruikt. Het is opmerkelijk dat de stad deze naam pas in 1930 officieel kreeg toebedeeld.
In 1923 werd Mustafa Kemal Atatürk president van de Nieuwe Turkse Republiek. Hij maakte van Ankara de hoofdstad van het land. Dit betekende een symbolische breuk met het Ottomaanse verleden. Sinds de Tweede Wereldoorlog is Istanbul enorm gegroeid. In de moderne stadswijken zien we grote appartementsblokken, wolkenkrabbers, prestigieuze bouwwerken en spectaculaire hangbruggen, waardoor de stad het aanzicht heeft gekregen van een 21ste-eeuwse metropool. De oude Ottomaanse stadswijken blijven met hun moskeeën en paleizen echter nog altijd de sfeer van weleer uitstralen.