‘Het was een monstrueuze, afschrikwekkende beeltenis. Doodsbenauwend voor kleine kinderen. Ogen groter dan zijn maag. Een hoofd dikker dan de rest van zijn lichaam. Afgrijselijke wijde kaken en veel scherpe tanden.’ Op deze manier beschrijft een van de grootste auteurs uit Metz – François Rabelais – de draak Graoully. De asresten en klauwafdrukken van Graoully (Grau-lee) zijn de hele geschiedenis lang doorheen Metz te vinden. Tot de negentiende eeuw werden beeldhouwwerken in de vorm van deze draak door de stad gedragen voordat ze er van langs kregen van de kinderen.
Vandaag heeft het vuurspuwende monster zijn intrek genomen in de crypten van de Saint-Etienne-Kathedraal. Al wordt gemompeld dat zijn schaduw ook door de rue Taison dwaalt. Heel de historie lang heeft Graoully generaties van kinderen uit Metz de stuipen op het lijf gejaagd. Zelfs volwassen inwoners durven de straat niet in het donker te betreden. ‘Stil, stil, de Graoully komt langs!’ is de slagzin van Metz. Hoe heeft de geschiedenis van Metz ooit zulke mythische proporties kunnen krijgen ? Eindigt de geschiedenis echt met een staartje? In dit geval, een drakenstaart.
Kelten met geen gevoel voor namen
Ze is nu een gonzende en bekoorlijke moderne stad. Metz draagt haar verschillende lagen aan geschiedenis gracieus. Al voor Christus de wereldgeschiedenis indook, heeft Metz wortel geschoten. Er was eens een heuvel op de samenstroom van de Moezelrivier en de Seillerivier – zeg maar Lorraine. In 110 voor Christus begon de Keltische stam Mediomatrici met het timmeren van houten hutjes en het aanleggen van stadsomwallingen. Even tussen haakjes, deze plaats mag je tijdens je citytrip naar Metz echt niet missen. Vandaag omringen enkele van de mooiste wandelpaden en uitkijkpunten van de stad deze site. Een gotische kathedraal van gouden stenen kijkt uit op de bruggen en eilanden van de vertakte Moezelrivier.
Terug naar de historie van Metz. Het iezen van een naam voor een pasgeboren kind is een link slagveld waarin de meeste mannen zich liever niet wagen. De eerste naam in de geschiedenis, Dividorum, werd algauw verzaakt. Jammer, wie zou er vandaag de dag niet graag in een stad wonen die Goddelijk als naam draagt? Naam nummer twee was originaliteit op haar hoogste niveau, namelijk Mediomatrici. Toen het ene geval na het andere de Romeinse ziekenboeg binnengebracht werd met een gebroken tong, besloten ze een afkorting te gebruiken. Mettis was niet kort genoeg, en dus ging de naam Metz voor eens en voor altijd de geschiedenis in. Van het begin der geschiedenis was Metz het gegeerde handelscentrum van Frankrijk. Het had zich pal op het kruispunt van de twee grote Romeinse wegen gestationeerd, noord-zuidelijk van Trier naar Lyon en oost-westelijk van Strasbourg naar Soissons. Tegen de tweede eeuw na Christus was Metz in volle bloei. Een populatie van veertigduizend Quiche Lorraine-etende zielen, een amfitheater, openbare badplaatsen en een forum maakten deel uit van de buit. Voor de Latijn-barbaren onder ons, een forum is de Romeinse benaming voor een marktplein. De voorspoed van Metz werd een halt toegeroepen toen Attila de Hun de stad plunderde alvorens haar te bedelven onder brandende toortsen.
Austrasië is gewoon Metz voor de kerstening
Gelukkig kwam de geschiedenis van Metz daar niet tot een bruut einde. Redders in nood zijn de Merovingische Franken. Na de dood van koning Clovis in 511 werd zijn territorium verdeeld onder zijn zonen. Metz werd aan het rijk van Austrasië toegevoegd, meer bepaald de “de oostelijke grondgebieden”. Hiermee bedoelen we de contreien van Champagne tot aan Bavarië, waarin ook delen van het België en Luxemburg van vandaag niet mogen ontbreken.
In de derde eeuw van de geschiedenis van Metz werd er een christelijke sluier over de stad gedrapeerd. Uiteindelijk namen bisschoppen Metz gewoon genadeloos over en maten zichzelf een gouden kroon aan. Deugdzame prinsen was de naam die ze zichzelf toekenden. En deze “deugdzame prinsen” beschikten in de geschiedenis plots ook over het recht om taxen te heffen, wetten op te stellen en rechtvaardigheid uit te oefenen. Tot de dertiende eeuw bleef dit liedje duren. Toen daagde een rijzende klasse van rijke patricische families met de naam Paraiges op in de troonkamer en duwde de deugdzame prinsen uit hun machtszetels.
Drakenjagers in Metz
Wacht. Niet te snel. Voordat we doorspoelen naar het Metz na de Middeleeuwen, mogen we een belangrijk onderdeel van de geschiedenis niet vergeten. Voor velen zelfs het meest interessante puntje dat de historie van Metz rijk is. Op de drieëntwintigste november en op Kerstavond vieren de mensen van Metz en Noordoost-Frankrijk de overwinning op de Graoullydraak. De held van de geschiedenis heet Saint-Clément – de allereerste Bisschop van Metz. Door Sint Peter werd deze strijder gezonden om het op te nemen tegen de draak Graoully en de andere slangachtige draken die hun intrek hadden genomen in het lokale Romeinse amfitheater.
Tegen de tijd dat Clément op zijn wit paard gearriveerd was, had de adem van de draak Metz reeds zo vergiftigd dat de inwoners gevangenen waren van hun eigen stad. Clément was van de ingesteldheid: ‘Voor wat, hoort wat.’ Pas nadat de inwoners van Metz zich bekeerd hadden tot het christendom, nam hij maatregelen. Hij sloop het amfitheater in en maakte vliegensvlug het kruisgebaar naar de slangen die hem aan het spit wilden roosteren. De draak Granoully werd tot aan de rand van de Seillerivier geleid en verdween naar een oord waar mens noch beest zich ophield.
Koppig tegen het Franse gezag
Zonder constant de vurige adem van een draak in je nek te voelen, werd het voor Metz gemakkelijk om zo’n driehonderd jaar als een republiek te bollen. In de geschiedenis stond Metz bekend als een vrije stad binnen het Heilige Roomse Rijk. Een maître-échevin stond aan het hoofd, uitgekozen uit de regerende families. Met een fortuin werd het zelfs mogelijk voor Metz om geld te lenen aan de hertogen van Lorraine, de koningen van Frankrijk en zelfs de Heilige Roomse opperheerser. Dat leverde de Paraigesheerschappij het koosnaampje ‘de bank van Frankrijk’ op, en Metz ging de geschiedenis door als Metz La Riche.
Maar Metz kon niet eeuwig in de geschiedenis haar eigen willetje doorvechten. In de zestiende eeuw bracht Henri de Tweede Metz onder Frans gezag. Al snel werd Metz een knipperlicht dat gedurende de volgende eeuwen zou afwisselen tussen ‘eigendom van de Fransen’ en ‘eigendom van de Duitsers’. De Frankische-Pruisische Oorlog in 1870: Duitsland. Een gerenoveerd Metz dat nu een ring droeg van stevige forten: Frankrijk. Wereldoorlog Twee: Duitsland. Pas toen de Duitsers in de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog voorgoed naar huis werden gestuurd, ging het knipperlicht uit en bleef Metz trots eigendom van Frankrijk. Vandaag opent de stad haar poorten voor Europa en voor de technologie van morgen. De hoofdstad van Lorraine heeft een passie voor hedendaagse kunst, maar blijft trouw aan de waarden die ze van haar ruwe verleden geërfd heeft.