Reisverhaal over Moskou
Geschreven door Danny Bracke
...Moskou – St. Petersburg : 16 tot 23 mei 2007 : Reisverslag.
Woensdag 16 mei
Om de een of andere reden vertrek ik niet graag meer op reis. ’t Zal aan het nieuwe huis liggen, zeggen ze mij : nog geen tijd gehad om er mij te vervelen... Maar ‘k vrees dat het dieper zit. Waarschijnlijk word ik stilaan oud : al die drukte errond begint te wegen. De voorbereiding van de reis, het regelen van de thuiszorg, dat valiezengedoe, de was daarna, de stapel achterstallige kranten, het foto-gebeuren, dit verslag... Niks beters dan de vredige rust van een normale routine, in een kader waarin feitelijk niets ontbreekt en ook niets tegen deadlines mÓét. Alleen is er anderzijds die eeuwige nieuwsgierigheid naar al die plaatsen waar ik nog niet ben geweest. Niet dat je àlles moet gezien hebben in het leven. Maar er zijn zo toch van die dingen die je eigenlijk niet mag missen. En Rusland, het al dan niet ondergesneeuwde land van Nicolas en Alexandra, van Raspoetin, Dr. Djivago, Anna Karenina en Rudolf Nurejev, van Peter de Grote die in Gent in “den Gulden Appel” logeerde en nymfomane Catharina die er schunnige achterkamertjes op na hield, van de eieren van Fabergé en het Zwanenmeer van Tsjaikovski, van Gorbatsjov en de KGB...... : dat hééft iets. Iets ... “anders” : mysterieus, wazig omfloersd, verborgen en verboden want verhuisd en vervloekt in koude oorlogstijden en juist daarom bijzonder romantisch ! En in ieder geval gewoonweg miskend. Cuba was in dat opzicht een revelatie, om niet te spreken van Noord-Vietnam. Zelden hebben we zo goed beseft dat die nonnen indertijd ons nogal wat wijsmaakten ! Sommige zaken kun je daarom maar beter zélf gaan bekijken...
Dus gaan we toch weer op pad. Met een knie die dan wel opgelapt met een prothese, maar allesbehalve in orde is. Voor een reisje van hooguit een week, dat, hoewel Luc Van Audenaerde zijn best heeft gedaan, een fortuin moet kosten. ’t Zijn nu eenmaal maffiosi, ginder, allez in ’t beste geval toch op z’n minst nouveaux riches !!! Die profiteren van de situatie... Gelukkig kunnen we met het openbaar vervoer (de tram en de trein) naar Zaventem. En op een vroeg, doch niet onbetamelijk uur in de ochtend, wat ook meegenomen is...
We treffen Pieter en Myriam op het perron in Gent, want zij gaan mee. Gefokt met de reismicrobe, slagen we er geregeld nog in één van onze kinderen te verleiden om nog eens met ons mee te gaan. Superleuk vind ik dat. Wat niet kan gezegd worden van de koude douche die ons wacht in de luchthaven : onze vlucht met LOT Airlines ontbreekt op het departuresbord. Danny, altijd de betere crisismanager in beroerde tijden, schiet meteen in gang, terwijl wij Guido, Ann, Lucien (Strijpens) en Claudine (Verbruggen) omhelzen, en verder gelaten afwachten. Blijkt dat het Poolse vliegtuig met technische mankementen te kampen heeft, en men op zoek is om ons via andere lijnen te versassen. Eerst zou dat via Wenen gebeuren, dàn via Kopenhagen, maar uiteindelijk wordt het Stockholm. SAS heeft enkele plaatsjes vrij : twéé in business, met champagne en warm eten, vijf in economy, met koud eten, en één – Guido helaas ! – in Tourist-class... zonder eten ! (Iemand zou er die maatschappijen toch eens moeten op wijzen dat ze er belachelijke reglementen op nahouden.) Maar goed, niet geklaagd, want al bij al, na twee keer twee uur vliegen, geraken we met hoop en al een half uurtje vertraging om kwart voor vier (= kwart voor zes lokale tijd) in Moskou.
Onze eerste dag zit er ver op, zou je zo denken, maar er staan ons nog heelwat emoties te wachten. Nadat we zonder al te veel kleerscheuren door de red tape van de klaarblijkelijk door de KGB getrainde grenscontroleurs geraakt zijn, blijkt één van Ann’s valiezen onvindbaar. Begin maar gans dat perikelenverhaal uit te leggen aan die dragonder van de balie verloren voorwerpen, die nauwelijks een woord Engels of Frans verstaat ! In alle haast van het inchecken in Brussel, ergens aan een apart loket, plakte één van de labels niet goed dicht, en die is er afgevallen reeds vÓÓr het vertrek ... maar dat weten we voorlopig nog niet. We gaan dus op zoek naar onze Franstalige gids, die klein maar dapper in haar wit en roze “tailleur pantalon” - of wat daar voor moet doorgaan - en op een koppel slippers, de zaak uitgelegd krijgt en op de goede sporen zet. Er moeten wel nogal wat papieren ingevuld worden die dan door een aparte stempeldame worden gevalideerd. Hier valt géén misbruik van te maken ! Dat is alvast duidelijk. Maar... Het nodige zal worden gedaan. We mogen op onze twee oren slapen...
So far so good. Maar, zegt Olga. “Il ya a encore un petit problème”. Ons Hotel Cosmos, vier sterren doch op elf kilometer van het centrum, werd opgeëist door Poetin. Alle 1700 kamers ! We krijgen een up-grade in iets uitzonderlijks, in “volle centrum”, zijnde vier kilometer van het Rode Plein. Alleen kunnen we daarom niet éérst naar onze kamers om ons wat op te frissen. We moeten er onmiddellijk tegenaan met een sightseeing en aansluitend gaan eten, want in ons nieuwe hotel kan dat om de een of andere reden niet. Terwijl de gidse reeds volop aan haar ingestudeerde verhaaltje begint, wordt er wat gemopperd, en dus zegt Danny dat “dat zÓ niet zal gaan”. We moeten éérst inchecken, en daarmee gedaan. “Oei oei”, zegt zij, “zo’n ommezwaai in het programma : dat moet ik eerst aanvragen aan mijn bazin.” Gsm’s zijn reeds goed ingeburgerd in Rusland, dus op dat vlak hoeven we niet te klagen. Terwijl we de hele zaak aan het bespreken zijn (-Danny moet de zaak bepleiten bij patronne Tatiana !-), valt ons ondertussen op dat we van file in file sukkelen, en dat die rit naar ons hotel belooft een tijdje te duren. Schaamteloos als we zijn, veranderen we van mening, en geven ons over in handen van Olga, die we misschien toch maar beter nog wat krediet geven. Tenslotte hebben we geen ervaring met een stad van 17 miljoen inwoners (tien in de stad zelf en zeven in de voorsteden), zich uitstrekkend over een oppervlakte zo groot als Oost-Vlaanderen (30 op 40 km), waar niemand met een fiets of een brommer rijdt en niemand te voet gaat.
Auto’s, auto’s en auto’s, zover je kunt kijken, vullen de brede boulevards, minstens drie-vier vakken op en drie-vier vakken af. We passeren veel saaie blokken, maar door hun monumentale afmetingen impressioneren ze danig. Vooral omdat daartussen om de haverklap immense pleinen opduiken, veelvuldig voorzien van groen, die de indruk van wijdheid nog accentueren. Hier hebben ze nog plààts, zoveel is duidelijk. Én nog veel groen !... Ganse bossen : dat is ons reeds opgevallen vanuit het vliegtuig. Op de voetpaden loopt geen kat, maar de winkels op de benedenverdiepingen ogen prestigieus : we zien er alle merken de revue passeren, van Gucci en Armani tot Bikkembergs. Op het vierde, linker baanvak is een Trabantje in panne gevallen. Met een aantal mannen wordt de evacuatie georganiseerd, over alle vier de baanvakken, richting stoep. Hier en daar begint er één nijdig te klaxoneren, maar de overgrote meerderheid zit er eerder gelaten bij, één per één, elk in hun Westerse of Japanse wagen. Westerse spullen lijken over het algemeen erg gegeerd, te oordelen naar de schreeuwerige en gigantische reclamepanelen : Mc Donald’s, Hard Rock Café, Coca Cola, Panasonic.... Alleen kunnen we niet lezen wat er opstaat, want dat cyrillisch geschrift valt niet zomaar eventjes te ontcijferen ! Mijn lang vergeten kennis van het Grieks helpt een beetje, maar hooguit een beetje, want er zijn kleine letters en er zijn hoofdletters ! Je kan dat alfabet maar beter op voorhand instuderen : dat hélpt ongetwijfeld om je weg te vinden.
We rijden van het vliegveld naar het centrum, via een 20e eeuwse gordel, vrij uniform qua stijl (- een klassiek ongekunsteld betonmodernisme, onduidelijk of het uit het interbellum dateert dan wel van nà de oorlog-) naar een 19e eeuwse gordel (- met hier en daar wat jugendstil, voorwaar!-). Geregeld over bruggen, want de Moskva kronkelt in de stad alléén reeds zestig kilometer rond en geeft via een ingenieus kanalensysteem verbinding naar vijf zeeën. En voorbij Dinamo Moskou, iedereen (op z’n minst passief) bekend. Soms saai want té uniform en eentonig, maar bij momenten ook boeiend, verrassend, onvermoed. We schuiven aan op de oudste (winkel)straat van de stad, de Oelitsa (=afgekort : ul.) Trevskaja, waarin het allereerste voetgangerssteegje van Rusland uitkomt, en waarop zowel de delicatessezaak Jelisejev als het stadhuis liggen. Langs het Poesjkinplein, de kantoren van Izvestija, de éérste Russische Mc Donald’s die bij de opening furore maakte en de Rossija Cinema waar ze reeds Shrek 3 en Pirates 3 spelen, wéken voor die bij ons gereleased worden. Langs het Bolsjoi ook, dat volledig in de stellingen staat. – Gelukkig dat we niet op voorhand, blindelings zoals gewenst, een dure voorstelling gereserveerd hebben, want die gaan door in een ander gebouw zolang de restauratie duurt !! – Wanneer we het pompeuze Metropolhotel in eigenzinnige art nouveaustijl voorbijgeflitst zijn, vangen we een glimp op van het enorme KGB-gebouw op het Loebjankaplein, vooraleer de St. Barbarastraat (ul. Varvarka) in te slaan, met een serie kerken vol gouden koepels op rij. Een subliem zicht, waarachter vroeger het reusachtige Rossija (= Russia) Hotel opdook, 2000 kamers op 23 verdiepingen in een toren van 95 m hoog – nomenclatura op z’n best – maar voor het moment volledig tot op de grond afgebroken. Die gigantische chantier doet een beetje denken aan Ground Zero : ‘k ben benieuwd wat hier in de plaats zal komen. Misschien wel iets in de trant van het nieuwe Ritz-Carlton, vlakbij het Rode Plein en met uitzicht op het Kremlin, waar een “gewone” kamer duizend dollar per nacht moet kosten, zonder ontbijt !
De sightseeing zit erop, want we zijn aangekomen aan het restaurant. Ik voel mij wat bekocht, en geaffronteerd ook, alsof wij Amerikanen zouden zijn. Vanuit dat minibusje zien we zo goed als niks. Het uitzicht beperkt zich tot de benedenverdieping van de gebouwen, en die Russische monumenten moeten het juist hebben van wat zich daarboven ontwikkelt ! Het is alsof je door New York zou rijden zonder het effect van de wolkenkrabbers te zien. Er wordt ook géén aanstalten gemaakt om eventjes halt te houden voor een foto. Wellicht kàn dat niet eens in dit drukke verkeer. Maar het blijft jammer, want de zeven Stalin-wolkenkrabbers alléén al, die de skyline domineren, vind ik best mooi. In feite is dit een stad die je met de metro én te voet zou moeten verkennen, foeter ik. Pas later zal duidelijk worden dat dit met die reglementitis hier en de lange wachtrijen om ergens binnen te geraken, toch niet zo evident is.
Maar goed. We gaan dus eten in wat een voormalig “Warenhuis” blijkt te zijn (Stary Gostiny dvor voor de kenners), dat er op het eerste gezicht in ruÏneuse staat bijligt. Aan de buitenkant zijn een aantal etablissementen uitgebouwd, en in één ervan staan enkele vrouwen in soiréekleren viool te spelen. “Aha!” denk ik... Ontvangstcomité ! Maar wij worden zonder verder omhaal via een duister gangetje naar een triestige bovenverdieping geleid. In deze Osteria Huppeldepup – Octopus ontcijfer ik, maar het blijkt iets in de zin van Osteria te zijn !! – worden we met ongeduld verwacht. Terwijl we in een soort pensionaatsrefter aan tafel schuiven, schiet het personeel in gang om ons in ijltempo te bedienen. Een glimlachje kan er nauwelijks af, maar efficiënt zijn ze wel. We krijgen een potje bechamel met champignons, een slaatje, een gefrituurde kippeschnitsel met dikke frieten en een chocoladerolletje als dessert. Niet erg culinair allemaal (-Rusland staat nu eenmaal niet bekend voor haar gastronomie !-), maar met een frisse pint erbij gaat het toch binnen. Zeker bij Guido, want die ziet scheel van de honger ! Uit het verslag van Claude Damman weten we dat we moeten opletten met wijn wegens abominabel duur en niet erg goed. Maar Olga laat zich het ene witte wijntje na het andere serveren. Op een uurtje tijd tellen wij er minstens vier ! Ondertussen zit ze te tête à tête-en met Tatiana, die voor de gelegenheid eventjes afgezakt is, en ons voor de geleden emoties compenseert met een karafje vodka (- spreek uit : voewotka !-). Hoewel ik dat in feite niet echt lust, slaan we er toch enkele achterover, wat de sfeer inderdaad meteen een heel stuk opkrikt.
Tijd om naar ons hotel af te zakken. Onderweg krijgen we gelegenheid om een stukje Moskou by night mee te pikken. Méér nog dan overdag valt op dat Moskou, ondanks de westerse sfeer, toch wel iets aparts heeft. Ligt het aan die tientallen kleine kerkjes met gouden, groene of blauwe koepeltjes, die als bloempotjes tussen dat no-nonsense beton en marmeren mastodonten opduiken ? Of is het de nog maar pas door Franse ingenieurs uitgedokterde verlichting die de juiste accenten legt ? De buurt van het Kremlin aan de Grote Stenen Brug heeft daardoor in ieder geval zelfs iets magisch. Ik ben compleet overbluft en beklaag mij reeds meteen dat we hier te korte tijd zullen zijn. Mede doordat ons hotel Danilovsky inderdaad een meerwaarde blijkt te bieden.
Het gaat om een Paleis van de Patriarch dat middenin een klooster ligt met een prachtige tuin. Eigenlijk fungeert het vooral als logies voor popes op retraite en dergelijke, want die lopen hier en masse rond, met volle lange baarden en in het wit of het zwart gekleed (-naargelang getrouwd of niet-). In de “lobby” hebben ze een winkeltje geÏmproviseerd waar kruisen vol edelstenen en gouden ikonen te koop zijn voor duizenden, zelfs tienduizenden roebels (- 34 roebel = één euro -). Als meeneemsouveniertje niet eens te overwegen ! Er zijn in dit hotel maar een driehonderdtal kamers, wat dus een klein “aubergeke” is naar Russische normen. Maar die kamers, bereikbaar via lange gangen waar je tot aan je enkels in de tapijten zakt, en overlopen met marmeren vloeren, dure houten lambrizeringen en antieke ikonen aan de muur, zijn allemaal kleine suites, bestaande uit vier plaatsen. Badkamer met alle comfort, dressing, zitplaats en slaapkamer met glimmende krakende parketvloeren en wat méér is : a room with a view, namelijk subliem zicht op de tuin. Van buiten ziet het gebouw er niet uit : iets uit de Koude Oorlogperiode, compleet zielloos, maar binnenin !! Wat een luxe. Op alle kamers een minibar uiteraard, - met niks in evenwel zoals overal tegenwoordig -, en flatscreen-tv, waarop Big Brother loopt !! Die combinatie antieke popes én westerse decadente reality-tv : het heeft iets hilarisch. We lopen wat rond en gaan een pint drinken in de kelderbar, waar ÓÓk een paar van die popes druk zitten te confereren,... zonder pint dan wel, maar met een theetje, naast vodka hier dé nationale drank. En wanneer we tenslotte in onze goede bedden duiken, zijn we perfect tevreden, want Moskou ? Awel : ’t ziet er wijs uit...
Donderdag 17 mei
’s Morgens hebben we vrij gekregen van Olga. Wij vinden dat niet goed, omdat we kostbare tijd verliezen, maar we zijn het inmiddels afgeleerd om te discuteren. Om de een of andere reden wil zij beginnen met het voor morgennamiddag geplande bezoek aan de metro, en dat kan pas vanaf de noen. Het ontbijt is niet bepaald om over naar huis te schrijven, zodat wat langer aan tafel blijven hangen niet direct een optie is. Noodgedwongen lopen we dus wat rond in het klooster, waar een bedrijvigheid van jewelste heerst. Het is vandaag natuurlijk “Sis Klimop” zoals ze dat in Gent noemen, en allicht speelt dat voor de kleine minderheid van vrij fanatieke gelovigen toch een rol. Olga had ons verwittigd dat, als we een eredienst wilden bijwonen, we dat geheel vrijblijvend konden doen, maar dat we als vrouw een hoofddoek moesten aandoen, uit respect. Ik heb natuurlijk niks bij, want geheel volgens de voorspellingen op internet is het hier redelijk warm (-minstens een dikke twintig graden-) maar Myriam heeft gelukkig reserve bij. Zij is voorzien op eventuele grote kou. Rusland ? heeft ze gedacht. Je weet maar nooit.... Terecht, dus...
We lopen een hoekje om, zodat we langs de hoofdingang het feitelijke klooster kunnen binnengaan. Dat geeft uit op een binnenplein, waarrond meerdere kerken en gebouwen liggen. Een sombere menigte, bestaande uit voornamelijk oudere kneuten van vrouwen, een koppel of wat mannen, en een hele schare nonnen en popes in zwarte gewaden, loopt driftig heen en weer, van de ene kerk naar de andere, van de ene ikoon naar de andere. Sommige ikonen worden straal genegeerd, bij andere slaan ze verwoed kruistekens en kussen ze het ding vol eerbied. Een kwestie van préférés allicht. In de kerken zelf zijn erediensten bezig : een heus spektakel met veel hocus pocus. Overal ikonen, die druk gekust worden, met kandelaars met dozijnen brandende kaarsjes ervoor. Een “kuisvrouw” loopt rond om de ikonen – en de zoensporen – af te kuisen ! In een hoekje een pope die rechtstaand, min of meer en publique biecht hoort, van tijd afsluitend met oplegging van een stuk van zijn stola – of hoe heet zo’n ding ? -, soms verwoed gesticulerend, soms verveeld luisterend en verstrooid knikkend. Voor de iconostase stààt een grote groep gelovigen de eredienst te volgen. Zo’n wand vol ikonen bevat deurtjes : een middenpoort en twee zijpoortjes. De “show” bestaat er blijkbaar uit dat er een va-et-vient plaatsvindt van zwarte popes langs de buitendeurtjes, die soms mysterieuze papiertjes mee naar binnen dragen. Op het moment suprème gaat de hoofddeur open, en zie je daarachter een witte pope, met een soort tiara-achtige pot op zijn hoofd en een dure zijden kazuifel aan, een stukje opvoeren. Hij doet ook iets met die briefjes. Waarschijnlijk gaat het om verzoekjes die hij in litanie opdreunt, tenzij het roddels zijn natuurlijk, zoals die dominee bij de Baptisten in Haarlem deed. Bovendien wordt er gezongen door een live-koor, wat een zeer speciale sfeer geeft. Fotograferen mag absoluut niet ! Durf je het toch wagen, dan word je meteen verontwaardigd en miskend op de vingers getikt door één van de gelovigen, die je met opgegeven vinger en kwade blik terechtwijst. Zouden ze zelf tÓch beseffen dat het allemaal wat ridicuul lijkt ?...
Ik zweet mij te pletter met die dikke sjaal op mijn kop en sluip naar buiten. Op het binnenplein staat een soortement fontein, eerder een lavabo met kraantje in een kiosk. Op een van de bogen daarvan kan je lezen dat dit een heiligdom moet zijn dat dateert van 988. Waar dat water voor dient, weet ik niet, maar het zal wel iets “heiligs” zijn aan de belangstelling te zien. Wijwater of zo, oppert Danny, maar dan zonder de commercialisering ervan zoals ze dat met die flesjes in Lourdes doen. En er hun voeten mee wassen, zoals we gewoon zijn te zien in verre buitenlanden, doen ze ook niet. Uit een andere kerk komt onder grote belangstelling een hele stoet popes buiten geschreden, die een soort relikwie meedragen. De stijf-deftige cortège wordt begeleid door een hele schare gewapende militairen, wat niet wegneemt dat de eerste volgeling van de processie onze Danny blijkt te zijn. Wellicht vond hij dat een waardig alternatief voor de kaarsjes die hij traditioneel aansteekt, maar wat hier maar weinig spektakelwaarde heeft, gezien iedereen het de ganse dag lang doet. Aan zo iets gemeens is uiteraard niet veel aan...
Tegen twaalven komt Olga ons dus ophalen voor de verdere ontdekking van de stad. Zoals aangevraagd laat ze ons meerdere metrostations zien, die allemaal op lijn vijf (de bruine) liggen en tot de mooiste van de stad behoren. Het busje zet ons af aan het station Komsomolskaya, dat met twee opvallende gebouwen , elk aan één kant van een groot plein, de massale toeloep van dit verbindingsstation moet opvangen. Rond de middag is het redelijk kalm, zegt Olga. Daarom kunnen we dit beter nu doen, want in de spitsuren geraak je verloren in de massa. “Ze zal wel wat overdrijven, zeker” denk ik, maar vrij snel blijkt dat niet zo te zijn. Zie je op de grote boulevards weinig volk lopen, in de metro is dat eventjes anders. Het begint reeds vanop de roltrappen, tientallen meters diep de ondergrond in. Netjes langs de rechterkant staan, zodat de haastigen links kunnen voorbijsteken. Diegenen die blijven staan zijn aan het telefoneren, aan het lezen, of aan het eten. Enkel haar knippen of zich scheren doen ze nog net niet. Onderaan de roltrap staat een klein glazen hokje, zo’n beetje als een tolhuisje op de Franse snelwegen, met daarin een vrouwelijke dragonder. Die doet niks van de ganse dag, buiten zitten en opletten of er niets foutloopt. Is dat wél het geval dan kan zij met één druk op een knop het hele gevaarte stilleggen ! En dat is zo bij alle roltrappen in alle 138 stations !! Tja. ’t Is ÓÓk een manier om de werkloosheid in te dijken, natuurlijk.
Er maakt wél een pak volk gebruik van die metro : daar kun je niet naast kijken, zelfs in een kalm moment. Het is in Rusland niet voor niets het beste, rapste én goedkoopste vervoermiddel ! Ieder trapje van de roltrap is gevuld. En in de gangen gaat het met vlagen : zodra er een trein stopt, spuit het volk vanuit de vele perrongaten – al dan niet voorzien van schuifdeuren - de middengang op, die eruitziet als een paleis van Versailles. Inclusief gemaniëreerde luchters, voorzien van.... spaarlampen !! Komsomolskaya glimt van de marmer en de bronzen plaketten. Op de plafonds zijn mozaÏeken aangebracht die de gloriemomenten van de Russische geschiedenis uitbeelden : die van de twee dynastieën tsaren, én die van de Bolsjevieken. Lenin alomtegenwoordig uiteraard, al dateert dit station van 1952. Prachtig eigenlijk hoewel bedoeld om het Russische klootjesvolk te epateren en te brainwashen. Zelf hadden ze geen nagel om aan hun achterwerk te krabben, maar de staat, en meer bepaald de Partij, was toch wel iets om fier op te zijn... Als de trein vertrokken is, lopen de gangen eventjes leeg, maar luttele seconden later volgt er weer een vlaag. Plezierig om gade te slaan, die mierennest én dat gewemel, zeker als je er geen deel hoeft van uit te maken om den brode.
We stappen terug in en rijden een stationnetje verder. Lijn 9 vormt als het ware een binnenring rond het centrum, zodat de afstanden van halte naar halte redelijk groot zijn. Gezien het “kalm” is hebben we plaats om te zitten, wat niet evident is naar verluidt. Voor de rest zijn het gewone metrowagons, netjes, met veel reclamepanelen, maar met een allesbehalve “schoon” publiek. Dat rijdt hier bovengronds, in chique westerse auto’s... Het station Prospekt Mira is even oud als ik en ziet er helemaal anders uit dan het vorige. Ook weer pump and circomstances, maar gedecoreerd met goud en wit geëmailleerde empire-achtige friezen. Én verlicht met spaarlampen. Het ziet er niet uit, zo’n pompeuze luster met spaarlampen, maar ‘k kan mij voorstellen dat het, gezien de hoeveelheid ervan, een pak goedkoper uitvalt in Poetin’s portemonnee...
Het station Novoslovoskaya dateert weer van 1952 maar werd aangekleed in regelrechte Art Deco. Marmer, koper, mozaÏek én kleurrijke glas-in-loodramen, verlicht met strakke, platte schotellampen. Zoals overal hetzelfde concept van middengang met twee perrons gescheiden door een muur met gaten en poorten, maar opnieuw helemaal anders dan het vorige station. Saai is die metro dus zeker niet, en door overal gebruik te maken van duurzame materialen, ligt hij er ondanks de drukte redelijk netjes - én zonder graffiti - bij. Danny is weer kattekwaad aan het uitsteken, zoals naar gewoonte, waarbij Olga berustend het hoofd schudt. Ze noemt hem inmiddels “le gamin” ! Een goeie, vind ik, om te onthouden !
Nog een statietje verder komen we uit bij Kievskaya, een van de meest opzienbarende van de ondergrondse paleizen. De middengang hangt namelijk vol met mozaiek-tableaus, gevat in zwaar uitgewerkte kaders. En voor elkeen staat een marmeren bank... Onwaarschijnlijk ! Het soberder maar granieten station Majakovskaya, dat rust op met roestvrijstaal bekleedde zuilen en dateert van 1937, kreeg op de wereldtentoonstelling van Parijs de Grand Prix voor stedenbouw. Het ligt helaas op een andere lijn, en Olga ziet dat niet zitten om van lijn naar lijn te hoppen. Zo rateren we ook dat van Plosjtsjad revoljoetsii, ook uit 1938, bekleed met roodbruin en zwart marmer, waarin de perrongaten geflankeerd worden door levensgrote beelden. Kijk, ik overdrijf niet graag, maar die metro van Moskou is de reis naar de stad op zich reeds waard.
Buiten het Kievstation zien we onmiddellijk hoe de stad als een slang aan het vervellen is. De “oude” monumentale bouwwerken worden geactualiseerd door er moderne glas-, beton- en staalconstructies aan toe te voegen. Zo hangt er iets hypermoderns vast aan het station, en is de voetgangersbrug over de Moskva en haar beide oevers, die dienen als kleine binnenring en doorstroomkanaal voor het enorme verkeer, overkapt met een hedendaagse glazen koepel. Op het enorme plein werd tussen de graspartijen recentelijk een reusachtige fontein opgericht door een Belg, een zekere Bell, mij onbekend, maar up-to-date is het zeker. Je kijkt van hieruit op een gigantisch halfrond appartementsblok, niet dernier cri want daterend uit de Stalintijd en volledig uniform aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken, één van de zeven zogenaamde “Stalinsky Scrapers”, maar wonderbaarlijk genoeg perfect harmoniserend met het Russisch classicistisch station en het hedendaagse geweld. Dat valt trouwens op, gans de stad door : moderne architectuur rukt op maar verdrinkt, mine de rien zeg maar, tussen de oudere. Knap...
Zoals reeds gezegd word ik overal weer verrast door groen, eindeloos veel groen. En dat neemt nog toe naarmate we naar de hogergelegen Mussenbergen rijden, voor een panoramisch zicht over de stad. ‘k Zou niet kunnen zeggen welke weg we juist nemen, maar we belanden uiteindelijk op Ul. Kosygina en rijden voorbij Mosfilm, een enorme oppervlakte studio’s temidden van eindeloze parken, al dan niet rond een of andere residentie. Gorki Park, het Moskovietische “Central Park”, met een meer, zuilenpaviljoens, fonteinen en prieeltjes, maar ook een enorm bos én een heus pretpark met Reuzenrad, krijgen we aldus niet te zien, want dat ligt langs de andere kant van de heuvel. De top daarvan wordt gedomineerd door een van de Universiteitsgebouwen, tevens één van de zeven Stalin-wolkenkrabbers. Het panorama over de stad vind ik niet veel zaaks. We hebben al heelwat mooiere gezien, want het plaatje wordt hier ontsierd door het reusachtige Leninstadion en aanverwante sportaccommodatie op de voorgrond. Maar het geeft wél een goed beeld van de uitgestrektheid van de stad, het vele groen, de ontelbare gouden of andere koepeltjes, én de skyline waarin schoorstenen van electrische centrales nog het hoogst oprijzen. Verwarming, op basis van warm water, wordt hier immers collectief geregeld : je kunt daarvan genieten vanaf eind oktober tot eind april, op voorwaarde dat je daar maandelijks huurgeld voor betaalt.
Ondanks de immense afmetingen van dit platform, is het er reuzedruk. Alle toeristen komen hier langs, waardoor het voor venters een uitgelezen plek vormt om matroesjka’s – met soms wél veertig kleinere popjes -, Basilius-muziekdozen, grappige gadgets en namaak-Fabergé-eieren aan de man te brengen. Er moet afgeboden worden, maar minder dan in de Magreb. We hebben vlug door dat er bottom-prices circuleren, en daar geraak je niet onder. Met die matroesjka’s, ook wel baboesjka’s genoemd, is het een beetje moeilijk bovendien, omdat daar “kwaliteiten” in bestaan. Mooie kunstwerkjes én vulgaire kitsch dooreen, quoi ! Idem dito voor die eieren. Ik zoek er ééntje uit dat niet zou misstaan op mijn commode, maar val omver van de prijs ! Danny vindt dat verloren geld, maar koopt wel een goedkoper ei met een ikoon-madonna op voor zijn moeder ! ’t Zijn toeren. Claudine is slimmer en vreest terecht dat ze maar beter van de situatie kan profiteren om haar voorraad cadeautjes in te slaan : véél tijd om te shoppen zullen we niet krijgen op deze sowieso te korte reis.
We gaan verder naar het Novodevitci-klooster, dat als een symfonie in rood en wit, met veel gouden koepeltjes, meteen opviel vanop de Mussenbergen. Dit volledig bewaard gebleven klooster, opgericht in de 16e eeuw, is met haar kerken en het bijhorende kerkhof zonder twijfel een van de interessantste architectonische monumenten van Moskou. Ivan de Verschrikkelijke dwong de weduwen van de geëxecuteerde opstandige bojaren om in het koooster in te treden en hun gezamenlijk bezit aan de kerk af te staan. Later traden min of meer vrijwillig tsarina’s en tsarendochters in het klooster binnen. Hierdoor werd het Nieuwe Maagdenklooster niet alleen het rijkste, maar tevens befaamste klooster van Moskou. Onder het regentschap van haar belangrijkste beschermvrouwe Sofija, de halfzuster van Peter I, werd het klooster in Moskouse barok uitgebreid en vernieuwd. Later werd ze vanwege haar staatsverraderlijke rol bij de strelizenopstand naar hier verbannen. In de communistische periode werd het klooster opgeheven, maar tegenwoordig wonen er opnieuw nonnen.
De rondleiding begint voor Olga bij het Bolsjoi Novodevitci-meer omwille van het totaalzicht. Er zitten kunstschilders te werken bij de ingang van het park en we raken er aan de praat met een Duitssprekende verkoper van souvenierboeken. Vermits iedereen er wel zo één wil, bedingen we een groepsprijs, waardoor we voortaan uit principe niet méér dan die krappe zeven euro voor gelijkaardige uitgaven zullen (mogen) besteden. Het zicht op het klooster is er inderdaad subliem. De gidse legt ons, eenmaal ter plekke, de situatie uit op een maquette, terwijl het stilletjes begint te regenen. De Kathedraal van de Moeder Gods van Smolensk, gebouwd in 1524 ter ere van de legendarische bevrijding van de stad Smolensk van de Pools-Litouwse bezetting, met schitterende fresco’s en een vrijstaande klokkentoren uit 1690, wordt ons met de vinger op het driedimensionele plan aangeduid. Binnengaan doen we om de een of andere reden niet, noch in de overige kerken of de andere gebouwen, waaronder de refter. Het lijkt wel een sprintje doorheen Mini-Europa ! Om ons toch wat te behoeden voor de regen, vluchten we het “museum” binnen, waar we het moeten stellen met enkele gerecupereerde fresco’s en ikonen, zonder uitleg. Olga ploft ons neer op een bankje voor een recital van een 2e tenor, een 1ste tenor en een bas-bariton. Prachtige muziek, waarvan ik zelfs een deuntje kén, omdat mijn vader indertijd een EP-tje had waar dat op stond. Het tafereel doet mij denken aan de Zingende Engelen op het Lam Gods, want die bariton zingt zÓ diep dat ik vrees dat hij erin zal blijven ! Met de aankoop van een CD-tje en een plasje in de lokale latrines wordt het bezoek als afgelopen beschouwd.
We worden naar de ingang van het Nieuw kerkhof gevoerd, begraafplaats bij uitstek voor prominente Russen : dichters, denkers, musici, schilders, wetenschappers. Hoewel tegenwoordig een plattegrond met de 200 belangrijkste graven verkrijgbaar is bij de kassa, lijkt Olga niet zinnens ons alle bekenden te tonen. “Pfff !” Zegt ze. “Dit kerkhof is véél te groot. De internationaal gekende sterren liggen hier niet zij aan zij ! Uren, om niet te zeggen dààààgen, heb je nodig om dit af te lopen !....” Flauwe kul, natuurlijk. Met wat voorbereiding stippel je zÓ een parcourtje uit waar ze allemaal op liggen, al is het dan vergelijkbaar met Père Lachaise. Maar dàt kunnen ze hier dus nog niet. Enthousiasme en ondernemersschap blijft voorlopig het voorrecht van enkele maffiosi-haaien die zich niet bezighouden met het rondleiden van toeristen. Dus moeten we het stellen met ons Olga, die haar job doet, maar zonder veel begeestering. Ze toont ons een foto van Jeltsin, met een karrevracht verwelkende bloemenkransen aan de ingang. Hij komt hier ook ergens te liggen, maar zijn graf is nog niet “toonbaar”. Vlakbij ligt de beroemde maar mij onbekende clown Joeri Nikoelin begraven. Die vindt zij van belang omdat we morgen naar het circus gaan, en ze maakt mij wijs dat hij de oprichter van het onovertrefbare Cirkus van Moskou zou zijn. Bovendien ligt op een paar passen ook Galina Oelanova, vermaard om de onsterfelijke balletten die ze danste in de Bolsjoi, lang vÓÓr de ons beter bekende namen dat ontvluchtten naar onze contreien. Het grafmonument van Chroesjtsjov in zwart en witte steen, toont ze ons uiteraard wel. Het is nu eenmaal een pracht van een graf en het ligt gelukkig niet te ver weg... Operazanger Fjodor Sjaljapin, componist Sergej Prokofjev, filmregisseur Sergej Eisenstein, kunstverzamelaars Pavel en Sergej Tretjakov, vliegtuigbouwers Toepolev en Iljoesjin, toneelschrijver Anton Tsjechov, schieten er allemaal aan over, wegens uit de baan. In plaats daarvan zien we ganse lanen vol anonieme koppen van militairen en wetenschappers uit de tijd van de Sovjets. Soms mooi beeldhouwwerk, moet ik zeggen, zoals dat graf van verongelukte piloten. Het graf van de vrouw van Gorbatsjov, en dat van generaal Lebed, een paar van de recente sterren aan het Russische firmament, liggen gelukkig op de weg naar buiten, die we verlaten met een blik op een aantal mooie creaties voor ons onbekende – en niet snel ontcijferbare – muzikanten en schrijvers.
Een gemiste kans vind ik dit, maar iedereen is reeds moegedrenteld, en we moeten nog naar café Poesjkin, “chocolat chaud” gaan drinken volgens de 19e eeuwse methode. Het leek ons – op onze planning in België - een geschikte rustpauze, zo “middenin” een dagje sightseeiing. Ondertussen is het echter reeds avondspits, en we schuiven aan, van file naar file... In de verte doemen de moderne, in aanbouw zijnde Twin Towers op, de nieuwe expohallen van de stad. Op de ‘Nieuwe’ Arbat Boulevard pieken trouwens ook geregeld hedendaagse torengebouwen tussen de megagrote 19e en 20ste eeuwse buildings uit. We passeren “la Maison Blanche”, een regeringsgebouw dat hoegenaamd niet op dat van Amerika gelijkt maar wél hagelwit tussen de rest staat te blaken. De ‘regering van Moskou’ zit gehuisvest in een wat verderopstaand gebouw, dat eruit ziet als een open boek !? ‘k Durf niet te beweren dat het symbolisch bedoeld is. Olga vertelt dat de appartementen in enkele van de Stalin-scrapers zeer groot en zeer duur waren. Dat zijn ze nu nog, hoewel ze reeds lang heringedeeld zijn. Dat moest wel, toen in 1989 de prijzen van huishuur en levensmiddelen drie keer per dag veranderden. Leven en wonen is, steeds volgens Olga, sindsdien zo’n honderd [??!] keer duurder geworden in vergelijking met de sovjettijd. De westerse levensstijl nadoen, heeft hier nog z’n prijs ! En de concurrentie blijkt daarbij moordend. Overal op de lange Arbat schreeuwen publiciteitspanelen ons toe. We rijden voorbij de eerste bioscoop ooit in deze hoofdstad : je merkt hem nauwelijks op, zo’n petieterig ding. Zeker als even verder de nieuwere prestigieuze cinema Rossija op reusachtige borden Ocean 13, Shrek 3 en Pirates 3 aankondigt. Op kleine affiches aan bomen en lantaarnpalen worden we uitgenodigd de optredens van Andrea Boccelli en/of George Michael bij te wonen in één van de vele concertzalen in datzelfde complex of in het nog grotere evenementencenter op de Mussenbergen. En die file schuift maar verder, gans de Tverskoj af, naar het Poesjkinplein...
Ondanks de brede lanen, versmacht het verkeer deze stad. Dat valt des te meer op in de omgeving van het plein, wellicht het échte kloppende hart van de stad. Het was altijd al een dissidente buurt, een Speaker’s Corner voor vrijheidsgezinde salon-intellectuelen en meer down-to-earth revolutionairen. Poesjkins’ standbeeld hoort er perfect thuis. Maar om er van de ene kant van de boulevard naar de andere te geraken, moet je van goeden huize zijn ! We hebben wat vrije tijd gekregen van Olga, en ze bedoelt dat dan ook letterlijk. Zij die geld willen wisselen, worden met wat tegenzin van verre op weg geholpen, maar moeten het dan maar zien uit te vissen. We wisten dat je (enkel) in Moskou en SPB geld uit automaten kan opnemen, maar die toestellen zijn niet al te talrijk, en bankkantoren of wisselkantoren houden er blijkbaar nog steeds Stalinistische werkmethodes en regels op na. Een tijdrovende bezigheid dus, geld wisselen, waar je érg zenuwachtig van wordt ! Ik vraag van miserie aan een koppel politieagenten hoe ik met mijn mankepoot naar de overkant kan geraken, maar krijg daartoe nauwelijks de kans. Reeds bij voorbaat schudden ze van nee en doen ze teken dat ze géén andere talen dan Russisch verstaan. Mooi is dat ! Gelukkig heeft de vrouwelijke flik bij nader toezien toch door wat ik met mijn stok en gebarentaal wil duidelijk maken, en ze knikt richting Metro-ingang. Sindsdien weten we dat ook weer : hektische kruispunten oversteken in Rusland doe je ondergronds, via het subway-netwerk.
Zo slagen we erin om, met wat gericht ellebogenwerk, via een metrogat dat om de zoveel seconden een kolkende mensenmassa uitspuwt, op Tverskaja 14 de wereldvermaarde delicatessezaak Jelisejev te vinden. In dit vroegere Jugendstil-woonhuis van Poesjkins vriendin, in wiens salon de fine fleur van literair en artistiek Rusland bijeenkwam in de 19e eeuw, hebben de broers Jelisejev hun zaak uitgebouwd, waar je zelfs in de donkere tijden van vÓÓr de perestroika, àlle luxe-eetwaren kon vinden, op voorwaarde dat je dollars had. Het ouderwetse kader doet een beetje aan “Are you being served” denken, maar dan véél flamboyanter. We kopen er enkele flesjes water – alle gekende merken : Perier, Evian, enz... – zodat we kunnen genieten van de levenslust van de kassierster. Dit was werkelijk “du jamais vu” : viesgezind, bot, tegen haar zin werkend... We vragen ons af of je in zo’n omstandigheden niet beter metéén een koord pakt om je op te hangen, maar bij nader inzien vinden we verzachtende omstandigheden. Werken voor een hongerloon en prijzen van goederen intikken die ze zich zelf nooit ofte nimmer zal kunnen veroorloven !? ’t Is in het westen van in de slaventijd geleden dat het nog voorkwam, vrees ik, hoewel... Het toont in ieder geval haarfijn aan dat ‘vrijheid’ relatief is en dat het iets is waar je moet léren mee omgaan. En dat vrijheid zonder perspectieven en echte kansen een maat voor niks is...
Nu ja. Wij willen liever iets drinken op een terras, maar buiten dat van de eerste Mc Donald’s van de stad, is dat zelfs hier niet voorhanden. Van lieverlede gaan we dan maar binnen in Café Poesjkin, dat we toch wilden zien. Niet zozeer omdat Gilbert Bécaud er zijn Nathalie leerde kennen, want het café dateert van lang nà het succes van het liedje !! (Zelfs van nà de val van de muur !) Maar het is wel ouderwets ingericht, met glimmend acajouhout en volgepropt met antieke trouvailles. We zien er heerlijke schotels passeren, maar hier eten is spijtig genoeg niet voorzien in het budget. Ik wil wel eens zo’n “chocolat” proberen waar het etablissement zo vermaard voor is, maar kom van een kale reis thuis. Ik krijg gesmolten chocolade, zoals ze bij ons op de Dame Blanche doen, maar dan nog vrij bitter bovendien, in een koffiekopje. Met een lepeltje erbij... Het ligt nÓg op mijn maag...
We rijden verder naar het restaurant. Het verkeer neemt inmiddels het voetpad erbij als vijfde baanvak ! Zelf kan ik al lang niet meer volgen welke weg we nemen, maar ’t is een andere, want we komen helemaal ten zuiden van de binnenstad uit, waar vlakbij het Leninplein met zijn standbeeld de schitterend mooie Franse Ambassade op de Ul. Bolsaja Jakimanka ligt. Ik vermoed dat we verder naar het zuiden rijden, langs de buitenkant van Gorki Park, want we passeren het lang uitgerokken stokstijve beeld van Gagarin. Dat ligt blijkbaar in de buurt van een opzichtig maar afschuwelijk hotel annex “casino”, waar we verwacht worden voor het diner. We worden naar ergens achterin geleid, om terecht te komen in een soortement refter, immens groot, ingericht als Griekse restaurants bij ons, waar we helemaal alléén zitten met ons achten, op ongemakkelijke stoelen. Het traditionele slaatje wordt gevolgd door een stuk slechte vis met graten, iets wat voor frieten moet doorgaan, en een soort Russische mayonnaise. Onder alles, en wellicht enkel gekozen omdat het goedkoop is én dichtbij ons hotel ligt. Wanneer we daar eindelijk afgeleverd worden, hebben we misschien wel enkele mooie dingen gezien, maar zijn we vooral uitgeteld van het geslenter, te voet én met het busje. Mijn been doet vreselijk pijn : overbelast, no doubt, van het altijd maar weer switchen van strekken naar plooien, stappen naar staan of langdurig zitten. Als dit geen intensieve training is, dan weet ik het niet meer...
Vrijdag 18 mei
Vandaag vertrekken we wat vroeger. Met valiezen bovendien, want we keren hier niet meer terug. We hebben een zwaar programma : het mooiste moet immers nog komen. We rijden op een van de Bolsaja’s naar de Grote Stenen Brug voor het panoramisch overzicht van het Kremlin. Een lachertje is dat : misschien best mooi en indrukwekkend, maar in het gevecht in regel om tussen het gedrum van auto’s en SUV’s – elk met één inzittende - Óp die brug te geraken, verliest het veel van z’n charme. Vooral omdat we hier uiteraard ook weer niet kunnen uitstappen en tussen de lantaarnpalen en camionetten door vanuit het busje met z’n lage vensters foto’s moeten nemen, mét tegenlicht ! .... ‘k Zie de ergernis op het gezicht van Guido, die ook altijd veel foto’s neemt, maar hij piept niet. (Mochten we hier ooit terugkomen, moeten we voldoende tijd voorzien om zélf, te voet, door dat centrum te lopen. Zeker weten.)
We worden gedropt op het pleintje aan de Russische Staatsbibliotheek, waar Dostoievski zijn standbeeld heeft. In feite zouden we eerst een wandeling moeten kunnen maken, 2,2 kilometer lang, rond dit historische centrum van Rusland, om alle negentien torens en vijf poorten te zien, en het gigantische ervan volop te smaken. Maar snel wordt duidelijk waarom dit niet kàn. Er staan enorme dikke files aan te schuiven, zowel vÓÓr de kassa, als vÓÓr de ingang aan het brugje over het Alexanderpark naar de Drievuldigheidstoren. Olga is gewoon om voor te steken, zegt ze, en omdat we met een klein groepje zijn, lukt dat des te beter. Maar ze moet eerst kaarten halen, en zelf kunnen we voor de zekerheid maar beter aanschuiven in de rijen voor de ingang. Vanuit die strategische positie loodst ze ons dan wel binnen. Die pakken mensen, al dan niet zichzelf beschermend voor de zon met paraplu’s en open kranten, in zigzaggende rijen, drie tot vijf stuks breed, op het grote plein vÓÓr de Manège Tentoonstellingshallen, waartussen dan officiële wagens op en af moeten rijden, en dat in 2007 : je houdt het niet voor mogelijk. Maar dàt is dus Rusland ten voeten uit. Ze kunnen op dat vlak nog wat leren van de Duitsers, of zelfs van gelijk welk Westers land. Organiseer dat toch een keer ! Zeker voor groepen. Zo moeilijk kan dat toch niet zijn ? Maar neen, op hun manier hebben ze ook geen respect voor toeristen : die moeten alleen maar zoveel mogelijk euro’s en dollars achterlaten. Inkomprijzen zijn dan ook voor ieder monument en ieder evenement wel tien keer hoger voor buitenlanders dan voor autochtonen.
Maar goed. Hét Kremlin is natuurlijk ook niet niks. Zo’n “kremlin” of vesting binnen een stad hebben ze in zowat iedere voormalige ‘hoofdstad’ binnen het actuele Rusland, dat zoals zo vaak gegroeid is uit een serieus aantal kleinere vorstendommen. Maar vanuit dit bolwerk aan de Moskva, aanvankelijk een onbeduidende eiken palissadevesting op een heuvel, niet hoger dan onze Blandijnberg, veroverden de Russische heersers door de eeuwen heen hun enorme rijk, dat ooit een zesde deel van de aarde besloeg. Vanaf de 15e eeuw gaven de tsaren aan Italiaanse bouwmeesters opdracht om de huidige muren van rode baksteen te bouwen, inclusief de torens, en in de volgende eeuwen volgden daarbinnen het ene monument na het andere. Het kremlin was immers de residentie van de tsaren, maar ook zetel van de metropoliet, vesting, gevangenis en folterkamer, necropool en kroningsplaats, wapen- en schatkamer én plaats voor belangrijke culturele evenementen. In die 15e eeuw was de stad met haar 100.000 inwoners reeds een van de dichtst bevolkte steden van Europa, en enkel toen Peter de Grote de regeringszetel overplaatste naar St. Petersburg, zorgde dat tijdelijk voor een dipje. De Oktoberrevolutie van 1917 betekende een nieuwe start. Het kremlin is dus de beschermde concentratie van de vroegere en de huidige machtssymbolen.
Sneller dan voorzien, zo’n klein uurtje later, komt de gidse ons reeds opjagen, dat we haar moeten volgen, mine de rien maar récht naar binnen, door de draaihekkens en sensorenpoorten. Ze hebben zelfs fouilleer-kabines, zoals op de luchthavens ! Wij hebben daar niet eens een volwaardig Nederlands woord voor... Eventjes is er paniek, want we zijn Pieter kwijt. Die dacht : ‘’k Heb hier ruimschoots de tijd om wat rond te lopen !’ Olga vies gezind, maar omdat het om Pieter gaat, de vriend van haar préféré-tje “La petite”, draait ze snel bij. Ze zal later haar gram wel halen, maar dat weten we nog niet. Reeds op het bruggetje en ook binnen de muren, krioelt het van het volk. Ganse benden schoolkinderen ook, want geschiedenis wordt er hier, in tegenstelling tot bij ons, nog ingeramd. De nationale geschiedenis, wel te verstaan, en de ‘grootsheid’ van haar leiders door de tijden heen. ‘k Wil trouwens gerust erkennen dat wij, buiten Keizer Karel, niet veel leiders hebben gehad die de vergelijking met die tsaren kunnen weerstaan...
Veel volk dus, dat netjes aanschuift langs de differente monumenten. Het amusementspaleis om te beginnen, dat Olga aangrijpt om ons nog eens op het hart te drukken dat drie een heilig cijfer is in Rusland en dus symbolisch belangrijk in de architectuur. Dan volgt Chroesjtsjov’s monumentale Congrespaleis uit 1961, dat 6000 personen kan herbergen bij culturele manifestaties en een banketzaal bevat voor 2500 couverts... Het grootste in zijn soort in Rusland, zegt ze. ’t Zal wel zijn ! Daarachter het Terempaleis, met de privé-vertrekken van de tsaren, helaas in restauratie, maar sowieso toch nooit open voor het publiek. Een reusachtig Arsenaal ook, gebouwd door Peter de Grote, vernield door Napoleon en nadien herbouwd. Voorbij de Oude Senaat uit de 18e eeuw, komen we bij het gebouw van de Opperste Sovjet uit 1934, met een reusachtig plein ervoor, waarop de zwarte limousines bewaakt door hun al even zwarte, luguber-uitziende, bodyguard-achtige chauffeurs, staan te glimmen in de ochtendzon. Aan de overkant, vÓÓr het Paleis van de Patriarch met de Twaalf Apostelenkathedraal, staat het 16de eeuwse Tsar Poesjkakanon, 40 ton zwaar, schietensklaar, hoewel het nooit een schot heeft gelost. Da’s nog wat anders dan onze Dulle Griet, die bij nader inzien maar een anorexia-gevalletje blijkt met haar zestien ton. Iets verderop bevat de Klokkentoren van Ivan de Grote éénentwintig klokken, waarvan de zwaarst werkende naar verluidt volgens meerdere gecheckte bronnen 65 ton weegt ! Da’s eveneens nog wat anders dan onze fiere Klokke Roeland die och arme slechts zes ton weegt. Naast de klokkentoren staat Tsar Kolokol, ridicuul in haar megalomaniteit van 200 ton, die ze niet eens omhooggeheven kregen en die bezweek onder haar eigen gewicht. In de officiële boekjes staat doorgaans dat deze zwaarste klok ooit ter wereld nooit wordt geluid omdat er tijdens een brand in de 18e eeuw een stukje afbrak. Dikke zever in pakjes, natuurlijk ! Dat is uitleg achteraf om geen gezichtsverlies te moeten lijden, als je het mij vraagt !! Ze brak bij het vallen...
Nu ja, met hun ensembletje kathedralen waar we nu stilaan bijkomen, poetsen ze hun blazoen sowieso weer op. Die zijn schitterend, zonder meer. In de prachtige Maria Hemelvaartkathedraal, zonder twijfel in historisch en kunsthistorisch opzicht de belangrijkste kerk van Rusland, werden van 1547 tot 1894 de tsaren gekroond, de metropolieten en later de patriarchen gewijd. Hoewel wij specifiek gevraagd hadden die kerk binnenin te bezoeken, beslist Olga dat dit niet gaat, omdat er veel te veel volk is. In de plaats daarvan zal ze ons de “Hofkapel van de Tsarina” tonen, de voormalige Kleedafleggingskerk van de patriarchen, die na de bouw van de Twaalf Apostelenkathedraal, verbonden werd met het Terempaleis. Naast 17e eeuwse fresco’s heeft die kerk een sublieme iconostase, een schoolvoorbeeld van wat dat eigenlijk zou moeten zijn. En de vloer werd met jaspisplaten uit de Oeral betegeld. (Què ?) Zonder enige schaamte, en omdat hier minder lange rijen staan aan te schuiven, schiet Olga voor iedereen via de trap naar binnen, ons meesleurend als een doofstomme kudde schapen. We krijgen deskundige uitleg over de opbouw van zo’n ikonenwand. Je hebt steeds een middenpoort, de zogenaamde koninklijke poort. Links daarvan staat altijd een Madonna-ikoon, rechts daarvan een Christusfiguur in één van zijn traditionele gedaanten. Daarnaast rechts steeds de patroonheilige waaraan de kerk is toegewijd. Verder is de wand opgebouwd in vier niveaus. Het tweede verdiep bestaat uit “historische” taferelen, zijnde de verhalen uit de bijbel en het Nieuwe Testament. Daarboven een ganse schare heiligen, verdeeld over nog eens twee etages. Tot zover de theorie. Want hier zijn er vijf niveaus omdat er een bijkomende rij mirakel-ikonen (ex voto’s) aan is toegevoegd, een votieffries als het ware in stripvorm. Merkwaardig vind ik de kolossale beschilderde paaskaarsen, eeuwenoud en uiteraard nooit aangestoken.
De feitelijke hofkerk van de tsarenfamilie, Maria Boodschapkathedraal, waar ze gedoopt werden en trouwden, is om de een of andere reden gesloten. Voor de kathedraal van de Aartsengel Michael staat een reusachtige file, maar gelukkig kent Olga een collega die vooraan staat, zodat we kunnen voorglippen. Hier werden vanaf de 14e eeuw en tot aan de heerschappij van Peter de Grote, alle tsaren begraven. Van de 48 sarkofagen is die van Ivan de Verschrikkelijke de interessantste, maar ze is helaas niet te bezichtigen... !! En diegene die we wél zouden kunnen zien, zitten verstopt tussen de tientallen mensen die hier op mekaar gepakt een kijkje komen nemen. Gelukkig is de kerk zelf volledig bedekt met fresco’s, zodat er toch iets te zien valt boven al die hoofden. Een koortje is daar middenin aan het zingen : de relevantie ervan in deze omstandigheden ontgaat mij volkomen. Boven de uitgang prijkt ook hier een Apocalyps, symbolisch voor de doodsgedachte, maar die van de onbezichtbare hofkerk is mooier, aldus Olga.
Ik voel me weer een Amerikaan, én bekocht. Want we moeten snel verder, voorbij het grote Kremlinpaleis, naar de zogenaamde Wapenzaal, voor het bezoek aan de “Trésor National”. Die wordt bezocht in blokken (-ze kunnen het dus wél !-), maar is dermate uitgebreid dat we er ook weer op een drafje doorgeloodst worden. We hebben het Vatikaan gezien, én de Crown Jewels in London. Maar dit overtreft werkelijk alles. De kazuifels van de patriarchen alleen al, de kleren van de tsarina, de tsarenkronen – al dan niet met bontmutsen -, de keizerlijke tronen, hun koetsen en sleden. Daarnaast zijn er honderden ikonen in gouden kaders vol edelstenen, diamanten en parels, eeuwenoude boeken belegd met goud en email, ivoren juweeltjes, prijsloos porselein en gesculpteerde zilveren schotels, enkele van de fabuleuze Fabergé-eieren, kamers vol magnifieke wapens, paardenuitrustingen en ridderharnassen en een koppel zalen vol cadeaus die de Romanovs mochten ontvangen van hun buitenlandse gasten. Alles gewoonweg decadent mooi... Hier zou ik dagen kunnen rondhangen, gewoon maar om alles te bewonderen...
Maar ondertussen ben ik steendoodop en mijn ganse lijf doet pijn : mijn heup, mijn kuiten, en mijn knie uiteraard. En ik ben zeker niet alleen. Dat slenteren van de ene vitrinekast naar de andere : dodelijk is dat. Gelukkig kunnen we nu eventjes de beentjes strekken en doorstappen doorheen het Alexanderpark, vol tulpen. Het lijkt wel of de Moskovietische regering dit jaar een koopje kon doen : er staan in deze stad méér tulpen dan in gans Holland samen, in alle kleuren, maar netjes tint per tint bijeen in de diverse perken. We willen een kleinigheid eten en wat rusten. Olga dropt ons in een snack-tentje in het park, zieliger dan een derderangs frituur bij ons, waar ze in een microgolfoventje voorgebakken frieten opwarmen. ( - Er is beter te vinden in dit park, meer bepaald langs het riviertje Neglinnaja onderaan het spectaculaire Manègeplein, maar dat weten we op dat moment niet en het interesseert Olga ook geen barst om dat aan te prijzen. Geraffineerd is het mens niet, en de kunst om zich in te leven in de versmachtingen van haar publiek verstaat ze niet, maar daar kan ze allicht ook niet aan doen. Ze heeft de tijd vÓÓr Gorbatsjov nog gekend, helaas. - ) Je kunt er gelukkig ook (weinig smakelijke) sandwiches krijgen en een fris drankje. Het duurt er bovendien wel een uur vooraleer we gediend raken, want het ganse bedrijf is duidelijk onderstaft, maar het geeft ons de tijd om wat uit te blazen en naar het voorbijtrekkende volk te kijken. Jongelui die al skatend de stad doortrekken. Politiemannen te paard. Mensen die liggen te zonnen op de pelouzen, terwijl daartussen de plantsoendienst gezeten op grote machines het gras afrijdt...
Danny en Lucien eten nog een ijsje uit het vuistje als dessert, en we kunnen weer verder. Voorbij de middelste Arsenaaltoren en het graf van de onbekende soldaat, waar een eeuwige vlam brandt die van het ochtendgloren tot zonsondergang bewaakt wordt door een elitegarde, die om de zoveel uren afgelost wordt, schuiven we verder op richting Rode Plein. We lopen voorbij het ruiterstandbeeld van Maarschalk Zjoekov – never heard of him ! – aan de achterkant van het Historisch Museum, totaan de Wederopstandigspoort. Tsaar Nicolas II loopt hier rond, én Raspoetin én zelfs vadertje Lenin, en mensen die mekaar moeten treffen, geven elkaar hier rendez-vous. VÓÓr de poort staat nu opnieuw een klein kapelletje dat de icoon van de Moeder Gods van Iberië, beschermvrouwe van Moskou bevat. Dat werd nochtans samen met de poort zelf in de jaren twintig afgebroken omdat ze in de weg stonden van de kolonnes paraderende militairen en tanks. Nu alles herbouwd is, vormt deze torenpoort de toegang tot het haast magische en uiterst impressionante Rode Plein, 7,5 hektaren groot. Links staat de Kazan-kathedraal, eveneens afgebroken door de Sovjets en sinds kort heropgebouwd. Met de witte daken en torentjes van het Historisch Museum op de achtergrond, ontwaren we aan de rechterkant het blinkende geometrische blok van het Leninmausoleum. Lenins gebalsemde lijk wordt niet meer bezocht, en Stalins resten werden door Chroesjtsjov uit het mausoleum weggehaald en diskreet ingemetseld bij de Kremlinmuur achter het mausoleum, waar ook Maxim Gorki, Juri Gagarin en Brezjnev bijgezet werden. Voorbij het reusachtige warenhuis Goem links, bevindt zich een podiumke waar de doodsvonnissen vroeger werden verkondigd en uitgevoerd.
Het veruit schitterendste monument is natuurlijk de sprookjesachtige Basiliuskathedraal uit de tijd van Ivan de Verschrikkelijke, ingewijd in hetzelfde jaar van onze St. Baafskathedraal. Ik voel meteen enige verwantschap maar geen enkel vergelijk blijkt mogelijk, noch naar opzet, noch naar uitzicht. In feite gaat het om 9 kerkjes, kruis- en stervormig geschikt, elk met een eigen toren in prachtige polychrome buitenissigheid : een unicum in zijn genre met uivormige koepels in kleurrijk geslepen facetten. In de late 16e eeuw werd nog een tiende kapel bijgebouwd voor de stoffelijke resten van de rondtrekkende predikant Basilius de Gelukzalige. Een voorloper van Raspoetin, zeg maar, doch minder omstreden. Een legende vertelt dat de tsaar de werken vanuit de toren van zijn paleis op het kremlin van heel dichtbij volgde en dat hij de ogen van de architecten liet uitsteken om te beletten dat ze hetzelfde meesterwerk elders zouden neerzetten. Napoleon gebruikte de kerk als paardenstal, want met al die kleine plaatsjes, die heel wat minder pittoresk uitvallen dan je aan de buitenkant zou vermoeden, was ze daarvoor best geschikt. En als symboliek kon dat natuurlijk tellen. In feite wou het gefrustreerde baasje zijn ontgoocheling over zijn nederlaag koelen met de vernieling van het mooiste plaatje van Rusland, maar de gezaghebbende generaal voerde zijn bevel gelukkig niet uit. (En was dat wél gebeurd, dan zou het inmiddels zoals de meeste monumenten in Rusland, toch weer heropgebouwd zijn !!)
De kerk werd eigenlijk gebouwd als tribuut aan de overwinning op de Gouden Horde. De link naar hun verre voorvader Gengis Khan vergroot nog de romantiek. Je kunt er een rondgang maken doorheen de torentjes. Slechte, véél te hoge trappen leiden naar boven, waar je terechtkomt in een symfonie van bloemenfresco’s in vale kleuren. Het uitzicht over het Rode plein en de wijdse tegenhanger aan de andere kant vind ik subliem, maar het graf van Basilius valt mij wat tegen.
Ann is dringend toe aan enkele propere onderbroeken, want de valies is nog steeds niet terecht, en waar kan ze dat beter gaan zoeken dan in Goem, gebouwd in opdracht van Nicolas II om de nieuwsoortige architectuur met transparante dakconstructies op basis van ijzeren gespanten en glasplaten ook in Rusland te introduceren. In de jaren vijftig werd het hernieuwd en heropend als grootste “universeel staatswarenhuis” van de Sovjetunie. In die periode stroomden er dagelijks 300.000 mensen naar Goem, om aan de in totaal 2,5 kilometer lange toonbanken dingen te kopen die in de rest van het land niet te krijgen waren, maar hier in vlagen met containerladingen tegelijk aangevoerd werden. Het was jarenlang het propagandistische uithangbord van de socialistische mythe. Vandaag is het omgetoverd in een chique mall waar je Dior-parfums kunt kopen, Samsonite-valiezen én Delvaux sacochen. Terwijl Ann met assistentie van Olga op zoek gaat naar haar gerief, gaan wij met Lucien iets drinken op het terras van het m’as-tu vu-café op het Rode Plein. Het maakt deel uit van Goem, en ze verkopen er schitterende taartjes. Wij houden het bij een biertje, maar vulgair Russisch bier hebben ze hier niet. Heineken vindt Lucien het drinken niet waard, dus wordt er geopteerd voor iets Japans. Het grappige is dat we daar zitten te blinken tussen een koppel Duitsers aan de ene kant en een luid argumenterend Zuid-Afrikaans koppel aan de andere. Moskou mag zich een volwaardige kosmopolitische stad noemen, en dit op alle vlakken. Toeristen van over de hele wereld lopen we hier tegen het lijf. Het valt mij echter steeds meer op dat je hier geen enkele zwarte medemens ziet, en ook niet één moslimvrouw met hoofddoek. Het lijkt wel alsof ze hier niet binnen (-of niet buiten !-) mogen. Wél sjallekes, maar die zijn voor de kneuten in de erediensten. Daarbuiten gaan die dingen, althans bij de jongere garde, in de handtas.
We verlaten in de reeds late middagzon het plein, en rijden verder ons sightseeing-programma af. Voor het eerst rijden we voorbij het immense standbeeld voor Peter De Grote, een opvallend zwart gevaarte dat mij een beetje doet denken aan dat voor Hendrik de Zeevaarder in Lissabon, en dat we reeds meerdere keren in de verte zagen opdoemen. Zo gaat het, zonder stoppen uiteraard, verder richting Arbatwijk, het Moskouse Montmartre, volgens de boekjes een levendige plek met kunstenaars en mimespelers. Ik verwacht de Ramblas, maar dat valt een beetje tegen. Er is markt aan het begin van de verkeersvrije zone, vlakbij het Ministerie van Buitenlandse Zaken, en verschillende kraampjes bieden souvenirs aan. Danny is nog steeds op zoek naar matroesjka’s voor de vriendjes, en kiest er hier een aantal uit. Ik loop wat rond om hun aanbod fruit en groenten te bekijken en zie meteen dat het hier allemaal zoetekauwen moeten zijn met zo’n uitgebreid aanbod sneukelderijen. In één van de vele McDonald’s hier, hebben ze naast achttien kassa’s zelfs een eigen café. Een Big Mac kost er 54 roebel, wat allicht redelijk véél is naar Russische wedde-normen. Ietsje verder is er ook een Hard Rock Café, zodat de Westerse junkfood meer dan voldoende vertegenwoordigd is. Wat betreft “attracties” op straat moeten we het stellen met enkele muzikanten, een koppel kunstenaars-cartoonisten en één mimespeler. Enkele excentriekelingen, waaronder een skinhead die de mensen de stuipen op het lijf jaagt met een paar reusachtige levende slangen, brengen nog het meeste leven in de brouwerij. Er hangt wél een wat losser en rustiger sfeertje dan elders in de stad, en de straat op zich, met haar aaneenschakeling van monumentale paleizen, maakt er een uitgelezen kader van voor eethuizen met hier en daar waarempel een terrasje. Veel tijd om daar op het gemak een glaasje te drinken is er helaas weer niet. Want we gaan naar het Oude Circus, in vogelvlucht géén twee kilometer ver, maar met dat verkeer in volle spits, mogen we niet verletten. Olga zet ons af voor de deur, waar er reeds heel wat volk aan het samentroepen is. We zijn véél te vroeg, want de files juist inschatten, lijkt niet zo evident. Het geeft ons wat tijd om wat rond te neuzen op het speelplein in het parkje op de middenberm van de boulevard, inclusief een leuke fontein en enkele guitige beelden in hommage aan clown Nikoelin en consoorten. Hij staat bovendien in brons vereeuwigd, zoals Romain de Coninck vÓÓr de Minard, onderaan de trappen van het circus, naast een bronzen “oldtimer” waar de kindjes kunnen gaan inzitten. En wie zit daarin, denk je ? Juist : Guido en Danny. ‘k Heb er foto’s van die het bewijzen !....
Binnenin het circus, of meer bepaald in de gangen die naar de verschillende theaterrangen leiden, worden ijsjes verkocht, maar zijn het vooral een levende aap, beer en tijger, die als full time-artiesten de show stelen. Gaia moest het zien ! Ze zetten meteen het ganse land in rep en roer ! ‘k Maak mij toch ook de bedenking dat dat kiekjes nemen van kleine kindjes zo vlakbij de muil van zo’n tijger eigenlijk wel een beetje onverantwoord is, al is het beest waarschijnlijk compleet stoned gedrogeerd.. Het circus zelf is sinds 1989 herbouwd en bevat nog steeds 2000 plaatsen. Het nieuwe op de Mussenbergen, is nog eens zo groot en zou naar verluidt een wonder van techniek zijn. Maar het oude heeft meer charme. Uitverkocht is het niet, doch het zit toch redelijk vol. Wij zitten nogal bovenaan, wat niet wegneemt dat ons goestedoenderkes-bendeke meteen een rijtje veel betere plaatsen gaat innemen. Lucien en ik gedragen ons en doen dat niet, maar zodra het licht uitgaat zie ik