We gaan even terug in de lange geschiedenis van Parijs. De stad is ontstaan uit het vroegere Lutetia (rond 100 voor Christus). De Romeinen veroverden rond het jaar 50 v.C. onder het gezag van Julius Caesar het gebied rond de rivier de Seine. Daar hadden zich kleine dorpjes gevormd van de Parisii, een volk dat de streek rond de Seine had uitgekozen voor de vruchtbare landbouwgrond en de gemakkelijke handelsroutes .
Caesar noemde het pas veroverde gebied naar het volk dat zich in de dorpjes had gevestigd: Lutetia Parisiorum. Onder de grote rijkdom van het Romeinse Rijk groeide Lutetia Parisiorum uit tot de andere oever van de Seine.
Later trokken de bewoners zich terug op de eilandjes errond (nu Ile de la Cité). Rond het jaar 900 keren de bewoners van Parijs terug naar het centrum. In de 13e eeuw werd de rechteroever van de tot dan moerassige Seine drooggelegd. Ook het bekende museum het Louvre en de Notre-Dame werd in de 13de eeuw gebouwd.
In het midden van de 14de eeuw (1357) komt koning Jan II van Frankrijk in Engels krijgsgevangenschap terecht, een gevolg van de Honderdjarige Oorlog tussen Frankrijk en Engeland. Zeven jaar later laat de nieuwe koning Karel V een nieuwe muur rond Parijs bouwen en trekt het imposante bouwwerk de Bastille op om zich te beschermen tegen de Engelsen, maar ook om eventuele opstanden in Parijs zelf te onderdrukken. Het mocht niet baten. In het begin van de 15de eeuw (1420) bezet koning Hendrik V van Engeland Parijs.
Zestien jaar later wordt de stad terug door de Fransen heroverd, vooral dankzij de invloed van de bekende krijgsvrouw Jeanne d’ Arc, die het Franse chauvinisme terug kon opkrikken. Tijdens de bezetting was veel frustratie opgebouwd. Die uit zich daarna door een opleving van de kunst en architectuur. Overblijfselen daarvan kan je zelf gaan bekijken: de Pont Neuf (de brug over de Seine) en de ‘Jardin du Luxembourg’.
In de 16de eeuw was Parijs een stad van fanatieke katholieken. Het was de tijd van de befaamde ‘godsdienstoorlogen’. Het ging zo ver dat de leider van de protestanten, Hendrik van Navarra, Parijs belegerd heeft. Daarbij stierven tienduizenden Parisiens van de honger, maar de stad gaf zich niet gewonnen. Pas als Hendrik katholiek werd, mocht hij de stad binnen.
Eind 17e eeuw, begin 18e eeuw kwam Parijs onder het gezag van de zonnekoning Lodewijk XIV van Frankrijk. ‘Le Roi Soleil’. Onder zijn regering werd Parijs een succesvolle, adellijke en luxueuze stad. De bevolking nam enorm toe en Parijs groeide ver buiten de oorspronkelijke grenzen. Het werd de belangrijkste stad in Frankrijk. Kunstenaars, academici en wetenschappers kwamen naar Parijs om te profiteren van de luxe en de open geest. De zonnekoning bleef liever wat op de achtergrond en liet het spectaculaire ‘paleis van Versailles’ bouwen.
De 18de en 19de eeuw waren voor Frankrijk en dus ook voor Parijs de eeuwen van de revoluties. Op het einde van de 18e eeuw werd de Bastille bestormd, wat het begin van de Franse Revolutie inluidde. Het betekende dat Parijs economisch achteruitging en een groot deel van de bevolking verloor. Gelukkig kon de stad zich herstellen na 1815, tijdens de Industriële Revolutie. Eind 19de eeuw onderging Parijs een heuse metamorfose. De Franse stadsarchitect Georges-Eugène Hausmann verbreedde vele smalle straatjes in Parijs tot de grote boulevards.
Het zicht dat we nu hebben van Parijs is nog voor een groot deel hetzelfde als in die periode. Maar de stad stond voor een grotere uitdaging: eind 19de brak de Frans-Duitse oorlog uit. De Parijse socialistische beweging, de Commune van Parijs, bood zware tegenstand en lokte zelfs een opstand uit. De zwarte dag in de geschiedenis van de lichtstad is 28 mei 1871, waarop de republikeinse regering de opstandelingen in Parijs aanviel. Twintigduizend Parisiens vonden daarbij de dood. Maar Parijs ging betere tijden tegemoet.
Na het verlies van de Commune van Parijs, komen we terecht in de Belle Epoque, de periode waarin Parijs het centrum werd in Europa als het op goede smaak, verfijndheid, elegantie enzovoort aankwam. Rijke, verfijnde franse burgerij versus arme, geestelijk rijke kunstenaars. Het was de tijd van het toneel, de kunsten, het cabaret, de Moulin Rouge, de Eiffeltoren, de Sacré Coeur in Montmartre, de Chat Noir…
Vanaf toen ontstonden rondom de grote stad de zogenaamde voorsteden, de ‘banlieues’, waar vooral arbeiders gingen wonen. In de binnenstad was het immers veel te duur voor hen om een woning te betalen of om eten te kopen.Nu zijn de banlieues nog altijd de armste wijken van Parijs, waarin jonge Franse rappers in hun muziek hun frustraties uiten tegen het ‘systeem’, de politie en de regering.
In 1900 werd de eerste lijn van de metro in Parijs gebouwd. Al vlug kwamen heel wat lijnen bij, tot het uitgebreide metronetwerk dat we nu in de stad terugvinden. Zoals overal in Europa waren de twee wereldoorlogen voor Frankrijk en Parijs dramatisch. De kloof tussen arm en rijk werd nog groter en de bevolking van de banlieueus groeide.
Vanaf 1958, de Vijfde Franse Republiek, wordt Parijs weer wat actiever. Er worden vooral nieuwe bouwprojecten gestart, zoals het kunstencentrum Centre Pompidou, het Louvre werd ook uitgebreid en het nieuwe ‘Musée d’ Orsay’. Eind 2005 kreeg Parijs nog te kampen met zware rellen in de banlieues, die gestart waren nadat twee allochtone jongeren die op de vlucht waren voor de politie, stierven in een elektriciteitscabine.