Volgens een legende is Sevilla gesticht door de Griekse held Hercules. In 600 voor Christus veroverden achtereenvolgends de Grieken, de Feniciërs en de Carthagers de stad. Zij gebruikten Sevilla als handelsknooppunt voor Zuid-Spanje. Na een lange strijd in 205 voor Christus, kwam de stad uiteindelijk in handen van de Romeinen.
Onder de Romeinen was de stad gekend als ‘Hispalis’. Vlakbij stichtten ze de kolonie Italica. In 42 voor Christus nam Julius Caesar de stad in, die toen pas echt tot bloei kwam. Caesar liet er een verdedigingslinie aanleggen en de stad werd de belangrijkste van de provincie Baetica. In de vijfde eeuw vielen de Vandalen de regio binnen, die vervolgens verslagen werden door de Visigoten, die de stad tot hoofdstad van hun rijk uitriepen.
In 712 grepen de Moren er de macht. Dat was het begin van een lange Arabische overheersing. Aan het hoofd van het Moorse rijk stond de kalief. Tijdens het kalifaat kwam de stad onder toezicht van Córdoba te staan. Bij de Moren was Sevilla bekend als ‘Isbiliya’. In 1031 ging het kalifaat ten onder aan een machtsstrijd en viel uiteen in keine koninkrijkjes, de Taifa.
Sevilla kwam weer tot bloei en ging, vooral op cultureel vlak, met rasse schreden vooruit. In 1091 namen de Noord-Afrikaanse Almovariden de macht in handen. Zij werden in de 12de eeuw afgelost door de Almohaden. Dit luidde het begin in van een nieuwe bloeiperiode. Uit die tijd stamt onder meer de Giralda, de beroemde klokkentoren van de kathedraal Maria de la Sede.
In de 1248 namen de Spanjaarden, onder leiding van Ferdinand III, de stad weer in tijdens de Reconquista, de christelijke herovering van het Iberische schiereiland. Koning Ferdinand III vestigde zijn hof in Sevilla.
Vanaf de 15de eeuw werd Sevilla een erg welvarende stad. In 1492 ontdekte Columbus, die trouwens in de kathedraal begraven is, Amerika. Dat had een grote invloed op de belangrijke havenstad Sevilla, als vertrekpunt van alle ontdekkingstochten. De stad werd ook de thuishaven van de beroemde zilvervloot, een scheepskonvooi dat kostbare goederen van Amerika naar Spanje verscheepte. In de 16de eeuw verdubbelde het aantal inwoners. Maar de Gouden Eeuw zou niet lang meer duren. In 1646 werd de stad het slachtoffer van een pestepidemie, ook wel de ‘Grote Plaag van Sevilla’ genoemd. Dit was het begin van het verval van de stad.
Tijdens de Spaanse Burgeroorlog tussen 1820 en 1823, tussen de royalisten en de liberalen, was Sevilla een bolwerk van de liberalen. Tijdens de burgeroorlog van 1636-1639 viel de stad al gauw ten prooi aan het leger van Francisco Franco. Sevilla was in 1929 gastsstad van de Ibero-Amerikaanse tentoonstelling en in 1992 van de Wereldtentoonstelling.