Trier kent een enorm rijke geschiedenis die officieel teruggaat tot de Romeinse tijd. In het jaar 16 voor Christus vielen de Romeinen dit gebied binnen, het was tot dan in bezit van de Kelten. Augustus beval hier een stad te stichten en gaf de nederzetting de naam Augusta Treverorum, verwijzend naar de Keltische stam die hier woonde, de Treveri. De Romeinen demonstreerden in Trier hun enorme macht door het bouwen van ongeziene bouwwerken, zoals thermen, amfitheaters, markten en straten.
Trier dankte haar belangrijke status aan haar ligging op een kruispunt van verbindingswegen naar andere grote handelssteden als Parijs en Keulen. De stad werd het centrum voor de aanvoer van goederen en legertroepen aan de Rijn. Trier werd op die manier al snel een belangrijk handelscentrum en won aan status, oppervlakte en inwoners. De stad werd in de 3de eeuw door de Germanen en Franken ingenomen maar terug door de Romeinen heroverd en vervolgens werd haar handel weer verdergezet. Trier werd bijgevolg tot hoofdstad van het West-Romeinse Rijk benoemd en werd de belangrijkste stad ten noorden van de Alpen. Het werd een thuis voor maar liefst 6 Romeinse keizers, waaronder Constantijn de Grote.
Om zich tegen de Germanen te kunnen verdedigen werd de stad versterkt door er een stadsmuur rond te bouwen. De Porta Nigra die je er vandaag nog steeds kan bewonderen was een deel van deze stadsmuur. Maar de dreiging van de Germanen werd groter en in 457, bij de val van het Romeinse Rijk, viel de stad uiteindelijk in handen van de Franken die haar grotendeels verwoestten. De Franken stichtten er een groot aantal kerken en kloosters en Trier werd zo de hoofdstad van een grote kerkprovincie. In die tijd hadden bisschoppen die de functie van keurvorst opnamen er de macht. De stad begon in de 15de eeuw naar meer onafhankelijkheid te streven, onder andere door de stichting van een universiteit. De kerk en haar bisschoppen bleven echter gedurende de hele middeleeuwen de macht over Trier behouden.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog kreeg Trier het zwaar te verduren. Vele van haar historische gebouwen werden vernield maar gelukkig werd veel weer hersteld of gereconstrueerd. In de laatste helft van de 19de en de 1ste helft van de 20ste eeuw kende de stad een sterke industriƫle ontwikkeling door nieuwe spoor- en vaarwegen en de kanalisatie van de Moezel. Trier werd bijgevolg een moderne industriehaven en een groot handelscentrum. Vandaag is Trier een bruisende universiteits- en winkelstad. En daarnaast is ze door haar enorm aanbod aan opvallende historische gebouwen een echte trekpleister voor toeristen.