Sluiten

Je gebruikt een sterk verouderde browser. Upgrade je browser om je surf ervaringen te verbeteren.

Menu

Hoe moet je eten bestellen in Italië?

De Italiaanse keuken is om van te watertanden, maar op restaurant je eten bestellen is niet altijd een evidentie. Wij geven je hier alvast wat basisuitdrukkingen mee. Probeer het eens, en na een paar etentjes in Italië zal het lijken alsof je nooit anders gedaan hebt! Hoewel het personeel in veel Italiaanse restaurants wel een woordje Engels spreekt, zal een basiskennis van de culinaire woordenschat in het Italiaans zeker en vast te pas komen.

Als je in Italië uit gaat eten, zal de ober je verwelkomen met ‘buongiorno’ of ‘buenasera’. Dit betekent ‘goedendag’ of ‘goedenavond’. Vraagt hij daarna “quanto?”, dan wil hij gewoon weten met hoeveel jullie zijn. Antwoord met: uno (1), due (2), tre (3), quattro (4), cinque (5), sei (6), sette (7), otto (8), nove (9) of dieci (10).

Wat bestellen?

Kaart voor je maar geen idee wat je moet bestellen? De volgende woorden kunnen je alvast op weg helpen de kaart iets beter te begrijpen:
  • Antipasti – Hapjes die voor (anti) de maaltijd (il pasto) gegeten worden.
  • Primi – eerste gang: soep, pasta of risotto
  • Secondi – vlees- of visschotels
  • Contorni – bijgerechten (groenten of salads)
  • Dolci - desserts
  • Vini – wijnen
  • Birre – bieren
  • Superalcolici – sterke drank
  • Bevande – frisdranken
  • Caffè – koffie



Vlees:

  • Manzo: rundvlees
  • Maiale: varkensvlees
  • Vitello: kalfsvlees
  • Pollo: kip
  • Cinghiale: everzwijn
  • Abbachio: lam
  • Coniglio: konijn
  • Salsiccia: worst
  • Fegato: lever
  • Cervello: hersenen
  • Trippa: pens

Vis- en zeevruchten
  • Pesce: vis
  • Calamari: inktvis
  • Vongole: venusschelpjes
  • Polpo: octopus

Andere:
  • Verdure: groenten
  • Pomodoro: tomaat
  • Fagioli: bonen
  • Melanzana: aubergine
  • Spinaci: spinazie
  • Funghi: champignons
  • Zucchini: courgette
  • Formaggio: kaas
  • Le uova: ei
  • Noci: noten
  • Fritto: gefrituurd
  • Ripassati: gesauteerd

Bestek:

  • Forchetta: vork
  • Cucchiaio: lepel
  • coltello: mes
  • tovagliolo serviette
  • tavolo: tafel

Wat zegt de ober?

  • Siete pronti per ordinare? Bent u klaar om te bestellen?
  • Cosa volete? Wat wenst u?
  • E da bere? En om te drinken?
  • Liscia o frizzante? Plat water of spuitwater?
  • Tutto a posto? Allles in orde?
  • Basta così? Is dat alles?

Je antwoorden:
  • Si: ja
  • No: nee
  • Un momento, per favore: een ogenblikje alstublieft
  • Cosa mi consigli? Wat kan u aanbevelen?
  • Per me,…………, per favore. Voor mij ………… alstublieft.

En nog enkele handige uitdrukkingen…

  • Sono vegetariano/a. Cosa mi consigli di ordinare: Ik ben vegetariër. Wat raadt u me aan om te bestellen?
  • Non mangio….……..Cosa mi consigli di ordinare? Ik eet geen…........ Wat raadt u me aan om te bestellen?
  • Scusi, cameriere – mi porti un altro…………. per favore: Excuseer ober, kan u mij nog een …….. brengen?
  • Il conto, per favore: de rekening, alstublieft.
  • Mille grazie! Heel erg bedankt!
  • Era buonissimo: het was heel lekker.
  • Arrivederci: tot ziens.